Een pasgeborene kan de spierspanning die hem zou kunnen storen niet verlichten. Het is daarom aan de drager om te anticiperen op zijn ongemak door de positie van zijn hoofd te waarborgen.
Ook heeft de zeer jonge zuigeling tijdens zijn eerste weken geen toon in zijn nek om zijn hoofd vast te houden of los te laten om bijvoorbeeld zijn neus los te laten en te ademen.
Pas op dat de baby de luchtwegen vrij heeft en zijn hoofd niet te voorover gebogen heeft, zijn kin mag nooit zijn borststreek raken.
De positionering van de baby kan variëren, afhankelijk van de morfologie van de drager. Voel je vrij om je baby op zijn arm te dragen om de plaats op je buste te observeren waar je de beste uitlijning van zijn hoofd met de wervelkolom krijgt. Het is noodzakelijk om waakzaam te zijn voor de uitlijning van het hoofd met de wervelkolom:
- Hoofd te gebogen naar de zijkant (oor tegen schouder) VS goede positie:
- Hoofd te ver NAAR ACHTEREN VS goede positie:
- Hoofd te naar voren (kin op buste) VS goede positie:
Als je baby met zijn hoofd op je buste slaapt, kun je hem uitnodigen om regelmatig van kant te wisselen, om te anticiperen op spanningen.